friesjournaal logo

RIJSWIJK – Fries voelt DNA-pionier, hoogleraar Forensische Biologie en forensisch expert Ate Kloosterman zich niet. Hij mag dan in Surhuisterveen geboren zijn maar hij was nog maar één toen zijn ouders naar Amersfoort verhuisden vanwege het werk van zijn vader, die bij de technische dienst van het ziekenhuis werkte. Alleen tijdens een Elfstedentocht of een glorieus moment van sc Heerenveen of Foppe de Haan (‘Een geweldige vent. Hij heeft bijna het onmogelijke bereikt’), borrelt het Friese bloed even op. Want je DNA, in zijn geval onmiskenbaar Fries, is niet uit te wissen en blijft sporen achterlaten. Hoe Fries hij is? Stug is hij niet, wel gezegend met een hoog arbeidsethos. Niet rusten voor je resultaat boekt.

Kloosterman, bijna veertig jaar in dienst van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) waar hij dit jaar afscheid nam, werd met zijn Friese wortels geconfronteerd toen hij ‘voor de aardigheid’ en in het kader van een actie zijn bloed opstuurde naar MyHeritage in Amerika. Dat kon voor vijftig dollar. Men wist niet met welk persoon men te maken had, maar hij, voor 79,3% Noordwest-Europeaan en voor 20,7% Scandinavisch zo bleek, werd wel gerelateerd aan Kloostermannen die mogelijk vanuit Friesland naar Amerika waren geëmigreerd! Verbluffend. Dat vond zelfs de man door wiens werk spraakmakende moorden, vaak cold cases, konden worden opgelost. Kloosterman stond als onderzoeker aan de wieg van de DNA-revolutie. Hij was betrokken bij alle grote rampen zoals de Bijlmerramp in 1992, de Vuurwerkramp in Enschede in 2000, de vliegramp in 2010 bij Tripoli waarbij 71 Nederlanders omkwamen en de MH17 in 2014 om menselijke resten te identificeren, heel belangrijk voor de rouwverwerking van nabestaanden.

Hoe belangrijk DNA-onderzoek tegenwoordig is bleek onlangs in de zaak-Nicky Verstappen, het 11-jarig jongetje dat in 1998 dood op de Brunssumerheide werd gevonden. Tien jaar later konden dankzij voortschrijdende techniek nieuwe DNA-sporen van zijn kleding worden afgenomen en weer tien jaar later van persoonlijke spullen van de verdachte. Het grote verwantschapsonderzoek, een DNA-profiel via-via achterhalen, wat tegenwoordig mogelijk is, leverde een honderd procent match op. Na twintig jaar is er een doorbraak met de aanhouding van Jos Brech

Bij zijn afscheid afgelopen voorjaar sprak Kloosterman nog de wens uit dat met het DNA-onderzoek onder 22.000 mannen iemand gevonden zou worden.

Een andere, ‘uit-gerechercheerde’ zaak die het hele land jarenlang in de ban hield was de moord en verkrachting op Marianne Vaatstra in 1999. In de regio van het geboortedorp van Kloosterman werd het 16-jarige slachtoffer met doorgesneden keel in een weiland aangetroffen. Voor het eerst in Nederland werd in 2012 een verwantschapsonderzoek onder achtduizend mannen gehouden. Pas dertien jaar na de moord kon eindelijk de dader worden gevonden: de buurtgenoot en boer Jasper S. uit Oudwoude. Hij werkte mee aan het onderzoek en stond wangslijm af.

Een directe match tot gevolg, al voelde dat voor Kloosterman wetenschappelijk gezien een beetje als een ‘anticlimax’: ‘Het had misschien wat langer geduurd maar hij zou ongetwijfeld door ons puzzelen door de mand zijn gevallen.’

Bestaat de perfecte moord straks nog wel? 

‘Dat wordt heel lastig. Criminelen zijn altijd al bezig geweest sporen uit te wissen, maar nu lijken ze bijna als in een lab voorbereid te moeten zijn willen ze onder de radar blijven. Er is steeds meer lichaamsmateriaal dat we kunnen ontcijferen. Eerst was dat bloed, speeksel, sperma. Een haarwortel? Doen we nu met twee vingers in de neus. Een haar is al genoeg om een DNA-profiel te maken. Sterker, een huidschilfer of een afdruk op een voorwerp, een stukje nagel, sporen op kleding; tegenwoordig vaak voldoende. DNA is bij min twintig ingevroren goed houdbaar. Criminelen doen alles om sporen te vernietigen. Daarom gebruiken ze vaak een gestolen auto die later uitgebrand teruggevonden wordt.”

De bekende patholoog-anatoom Jan Zeldenrust moest het in misdrijven met veel minder bewijslast doen. Hij was directeur van het Gerechtelijk Laboratorium, voorloper van het NFI. Zeldenrust overleed in 1990, net voor DNA goed en wel doorbrak in forensisch onderzoek.

Zeldenrust kon goed meedenken met rechercheurs. Is dat van belang in uw werk?

‘Mijn vak is puur technisch maar ik kan denken in scenario’s en hypotheses. Dat is wel handig; dat je een voorstelling kunt maken van datgene wat gebeurd is. Om die reden doet het NFI wetenschappelijk onderzoek door criminele handelingen zo goed mogelijk na te bootsen. Bijvoorbeeld met tie-wrap die misdadigers gebruiken om mensen vast te binden. Daar zit dan DNA op van het slachtoffer, maar je wilt natuurlijk ook dat van de dader hebben. Dus halen we tie-wrap op bij de bouwmarkt, laten ze aanraken door medewerkers en aantrekken door andere medewerkers. Of neem het slepen van een lichaam. Hoe doen mensen dat? Waar komen de DNA-sporen terecht? Ook als mensen elkaar de hand schudden of een kopje koffie drinken, laten ze al DNA achter.’

Leest u misdaadromans?

‘Als ik tijd heb mag ik graag een detective lezen: de verhalen van Sjöwall & Wähloovan veertig jaar geleden zijn nog altijd mijn favorieten. Ook Stieg Larssonschreef fantastisch spannende boeken. Mijn hart ligt bij het oplossen van misdrijven.’

Alleen DNA vindt de rechter onvoldoende voor een veroordeling.

‘Er is steunbewijs nodig. Bijvoorbeeld getuigenverklaringen, camerabeelden, afgetapte telefoongesprekken. Maar een verdachte heeft bij een DNA-match iets uit te leggen. Goed recherchewerk blijft ook bij een DNA-match belangrijk.’

Als ik u een druppel bloed geef, wat kunt u daar allemaal uit afleiden?

‘De wetenschap kan steeds meer. Geslacht, de kleur van de ogen, aanleg voor kaalheid of obesitas, een leeftijdsindicatie waarbij ik er maximaal vier jaar naast zit, huidskleur, geografische herkomst. Zeg maar een ruwe schets van hoe iemand er uit ziet.’

Momenteel vraagt men zich af of niet iedereen verplicht moet worden DNA af te staan aan een nationale databank.

‘Wat mij betreft komt die discussie er. Je kunt meer zaken sneller oplossen met een volle databank. Bezwaren vanwege privacy zie ik niet zo. Er komt niks naar buiten en als je niet een zwaar misdrijf op je geweten hebt gebeurt je niks.’

Wat is het mooie van uw werk?

‘De maatschappelijke relevantie. Het geeft elke keer weer een voldaan gevoel als een moord wordt opgelost. Voor families van slachtoffers is het vreselijk als ze jaren niet weten wat er met hun naaste is gebeurd of dat de dader niet is opgepakt. Ik was in 1979 meteen verknocht aan dit vak. Het zit me kennelijk in het bloed. Nu zeggen we dat het in je genen zit!’

Ontwikkeling DNA

1984– Moleculair bioloog Alec Jeffreys ontdekt dat elk mens een uniek genetisch DNA-patroon heeft en hij beschreef de methode om het te identificeren.

1988 Ate Kloosterman vraagt bij zijn Engelse collega’s of de nieuwe DNA-techniek te gebruiken is in de Amsterdamse WTC-verkrachtingszaak waarbij vier vrouwen het slachtoffer zijn. DNA pleit de tot 2,5 jaar cel veroordeelde verdachte vrij. Voor het eerst dient DNA als wettig bewijs.

1988 Een baby wordt uit het ziekenhuis meegenomen. Uit het afnemen van bloed van de biologische ouders blijkt enkele weken later dat het kind niet is van de vrouw die het bij zich heeft. Ate Kloosterman: ,,Wij konden DNA toen nog niet digitaliseren.’’

1989 Voor het eerst wordt dankzij DNA een moord opgelost (Ceciel Bot).

1992 Bij het identificeren van de slachtoffers van de Bijlmerramp speelt DNA een grote rol.

1994 De Wet DNA-onderzoeken verplicht verdachten van zware misdrijven DNA af te staan.

1997 DNA-profielen worden in een databank opgeslagen.

2000 In de beruchte Schiedammer Parkmoord wordt de rapportage van gerechtelijk deskundige Ate Kloosterman en zijn team dat er geen DNA-match is met de verdachte Cees B. Niet meegewogen en wordt Cees B. Naar later blijkt onterecht veroordeeld.

2010 De moord op Andrea Luten in 1993 wordt dankzij DNA opgelost. 

2012– Voor het eerst vindt een verwantschapsonderzoek plaats: de moord op Marianne Vaatstra wordt opgelost.

Loopbaan Ate Kloosterman

1969-1976 Studie biochemie Utrecht

1976-1979 Onderzoeker celbiologie bij Centraal Laboratorium van de Bloedtransfusiedienst in Amsterdam

1979-2018 Rapporterend wetenschapper Nederlands Forensisch Instituut

2002 Cum laude gepromoveerd aan de medische faculteit van de universiteit van Santiago de Compostela (‘Tot m’n 50steop gewacht om zoveel mogelijk kennis in mijn bagage te hebben’)

2005-2008 Docent forensische wetenschap aan de Universiteit van Amsterdam

2008-2017 Bijzonder hoogleraar forensische biologie aan de Universiteit van Amsterdam

2018 Afscheid van NFI en UvA. Benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw (‘Ik ben een doener.’ Citaat uit de door de burgemeester van Leiden voorgedragen speech van minister Ferd Grapperhausvan Justitie: ‘Hier is geen manager aan verloren gegaan.’) 

Partners