friesjournaal logo

ERMELO – Door alle ontwikkelingen bestaat de Friese koe puur genetisch gezien nauwelijks meer. Er is een boer die beweert als enige in de wereld nog de echte, honderd procent zuivere Friese koe op stal te hebben: Dirk Endendijk uit Ermelo. En die stal is schoon. Friese koeien horen volgens hem niet in de stront te staan en dat staan ze bij Endendijk ook niet. 

Zijn eerste kennismaking met Friesland was in 1963 toen hij als achttienjarige (!) de Elfstedentocht reed. Uit de enquête van George Schweigmann blijkt dat hij de Hel van het Noorden probleemloos en zonder blessures had doorstaan. Trainen deden mannen als Endendijk al werkende. Melken zonder tuolle(krukje) bijvoorbeeld, daar kreeg je sterke bovenbenen van. 

Endendijk kende Friesland toen al vrij goed. Als student op de christelijke hogere landbouwschool in Ede liep hij in 1960 stage bij Jan Zijlstra in de Noordoostpolder, een neef van de latere premier Jelle en landbouwvoorman Rinse, en later bij familie van de Zijlstra’s, Klaas Meekma in Ferwert, wiens dochter met een Zijlstra was getrouwd. Jan Zijlstra was bevriend met Sjoerd Brandsma in Lekkum, de man van de beroemde Blitsaerd-stal en gelijknamige stieren.

Endendijk: ‘Brandsma molk toen al zesduizend kilo melk gemiddeld per koe. Alleen op gras! Ik wilde stagelopen bij de beste boeren om veel te leren.’

Hij leerde in korte tijd Fries spreken en doet dat bijna zestig jaar later nog zo vloeiend dat niemand gelooft dat hij hier niet vandaan komt.

‘Mijn tongval was zelfs Fries. Toen ik na twee jaar in Ermelo terugkeerde verstonden ze me niet eens, alsof ik een buitenaards wezen was,’ zegt de man die op zijn 74stedagelijks vijftig koeien melkt. Zoon Harmen is de boer maar heeft een vaste baan. Endendijk en zijn vrouw wonen naast de boerderij.

De bouw van zijn stal begin jaren zeventig werd met argusogen bekeken want in tegenstelling tot veel collega’s kwam er aan de Slagsteeg in Ermelo geen ligboxenstal, maar een conventionele stal waarin koeien niet hoeven te worden onthoornd.

Endendijk: ‘Melken in een natte, smerige put is niks voor mij. En een koe hoort niet in de stront te lopen, slecht voor de klauwen en voor de gezondheid. Een koe hoort überhaupt niet te lopen. Nee, ik laat ze ook niet in het land. Waarom bouw je anders een stal? Weidegang is voor de toerist en de marketing, het draagt niet bij aan beter boeren en niet aan dierenwelzijn of gezondere producten. Integendeel, zou ik willen zeggen. Koeien zijn gebaat bij droog blijven en een vast rantsoen. En niet te veel beweging, dat kost alleen maar energie. Een koe moet voornamelijk liggen en zich gemakkelijk om kunnen draaien. Daarom zijn mijn stalplaatsen breed. Een koe moet met de achterbenen haar oren kunnen krabben.’

Endendijk is een roepende in de woestijn. Het zij zo, drukt zijn gelaat uit. 

‘Vroeger ging veeverbetering bottom-up, tegenwoordig top-down. Tegen het grote geld en de grote jongens valt niet te praten. Geen boer meer die fokt. Helemaal niet meer sinds de techniek bestaat dat het Y-chromosoom in het zaad wordt gescheiden van de X-chromosoom, de zogeheten sexing technology– ST, waardoor je via embryotransplantatie alleen koekalfjes krijgt. Wij zijn geen fokkerijland meer, wij zijn een melkland geworden. Nederland stelt niks voor. De Amerikanen hebben met hun patent op ST de macht in handen. CRV is niet meer dan een hobbyclub. Veeverbetering is trouwens ook niet meer nodig want door de fosfaatrechten die vanaf 2018 zijn ingevoerd blijft er geen jongvee meer over, want dat is te duur geworden. De kilo’s fosfaat laat een boer liever op een koe die melk geeft belasten. Voor een kalf heb je tien kilo fosfaatrecht nodig, voor een pink tweeëntwintig kilo en voor een koe is dat gestaffeld per melkopbrengst. Een koe die zevenduizend kilo melk geeft staat gelijk aan zevenendertig kilo fosfaat. Het is dus voordeliger om minder jongvee op te fokken. Voor twee pinken kan hij ook een extra koe melken.’

Bij Endendijk staan nog stieren in de stal. Hij maakt wel gebruik van de ki maar duldt geen inseminator op zijn erf. Vandaar dat hij een cursus heeft gevolgd en het zelf doet. Zijn voorkeur is echter natuurlijk dekken. Endendijk blijft zweren bij vroeger.

‘Weet je waarom het Friese vee zo beroemd is geworden?,’ luidt zijn vraag, ‘omdat op elke boerderij stieren stonden. Het waren altijd stieren van de beste koeien, want anders hield je een stierkalf niet aan. Op deze wijze fok je door natuurlijke selectie een beslag dat je wil hebben; koeien die melk geven, die gemakkelijk in de omgang zijn.’

Fokken kun je op drie manieren doen: de beste vaarzen kopen, de stieren zoeken van wie je denkt dat ze de beste zijn voor je stal of een stierkalf kopen of aanhouden. De laatste manier is volgens Endendijk zeer beproefd om een mooi veebeslag op te bouwen. Er wordt dan niet gefokt naar vraag maar naar eigen inzicht. Maar waar zie je nog een stier?

Endendijk, mijmerend: ‘Vroeger had je op de keuringen in Leeuwarden, de grootste veemanifestaties ter wereld, wel zo’n achthonderd stieren. De Frieslandhal stond vol stieren. De hele wereld kwam er op af. Wat een hoogtijdagen waren dat! En er werd geld verdiend. Een ton, twee ton, het werd zomaar neergeteld voor een stier.’

De Friese koe is nu in al haar glorie bij Endendijk te bewonderen. Nota bene honderddertig kilometer van de bakermat. 

De neergang is in zijn ogen begonnen met Rommert Politiek: ‘Hij deed niets liever dan in zijn eigen nest schijten. Ze tuinden er allemaal in. Amerikanen waren toen al goed in fotoshoppen. Op een plaatje zagen hun koeien er nog redelijk uit, maar zag je ze in het echt dan wou je ze niet eens op stal hebben. Amerikanen kunnen nu eenmaal goed verkopen en de Fries is naïef. Zo is de Fries. Waarom moet een koe trouwens groot zijn? Jersey’s zijn klein en halen toch meer dan zevenduizend kilo melk met vet van vijf procent en eiwit van vier. En daar bovenop een melkprijs die met minstens zestig cent het dubbele is van de reguliere prijs. Een Holstein met twaalfduizend kilo kan minder rendabel zijn als je het hele plaatje bekijkt. Maar Politiek heeft nooit naar rentabiliteit gekeken. Biologisch boeren is in zwang geraakt maar dat is met Holsteins geen succes als die het voornamelijk van gras moeten hebben.’

Heel veel melken zoals de maatschap Van Berkum in Elahuizen met een gemiddelde melkopbrengst van 13.600 kilo per koe op een veestapel van 260 dieren (!) – waarmee vader Siemenen zoon Jan-Siemende topscorer van Nederland zijn, is natuurlijk succesvol. 

Endendijk beaamt dat: ‘Zij moeten hele goede koeien hebben en hun dieren uitmuntend verzorgen, anders kan dat niet.’

Partners