friesjournaal logo

De tweede boot van Bas Oosterbaan (l. aan boord van de Friese palingroker) met Ekke Atsma aan het roer. Op de achtergrond het markante Scheepvaartmuseum.

KOUDUM – ‘Páááling, heerlijke paling!’ Nu de Volendamse venter, die bij de Amsterdamse kroegen langs ging, is  overleden, heeft Bas Oosterbaan (60) uit Koudum het rijk alleen als varende palingverkoper in Mokum. Als parlevinker doet hij daar goede handel met gerookte Ierse paling, Noorse zalm en worst, borst en gekonfijte bout van ganzen uit de Workumer Waard; desgewenst met een beerenburgje van de Wed. Joustra er bij.

Zijn vrouw Willie, docent bij ROC Friese Poort, zorgde voor de introductie van de website Friesepalingroker.nl. Die doop werd met een aantal gasten gevierd op een rondvaartboot van de Amsterdamse rederij Nassau. 

'Erg gezellig,’ aldus Bas, wiens lijfspreuk is ‘Ahoy, geniet van het leven’. 

Twee jaar geleden ondernam hij de stap van het Friese water naar de grachtengordel van Amsterdam. Dat ging overigens niet van een leien dakje. 

Bas: ‘Alleen al tijdens de vaartocht in acht etappes er naar toe, werd ik behoorlijk op de proef gesteld. Bij Muiden dacht ik echt schipbreuk te lijden met mijn bootje van zes meter dat vanwege de geringe diepgang en harde wind een speelbal van de golven werd. Maar eenmaal in de Sixhaven tegenover Amsterdam CS, kon ik bijkomen van alle wederwaardigheden onderweg.’

Hij mocht daar echter alleen maar overwinteren. Vandaar dat de Kadoelenwerf er als thuishaven voor in de plaats kwam. Makkelijk was dat ook wel als er weer eens een reparatie aan de schroef of motor uitgevoerd moest worden. Maar wat bleef is nog steeds de oversteek van het drukbevaren IJ. Niet ongevaarlijk als vlak voor een opdoemende tanker de motor van de BOH&R (Bas Oosterbaan Horeca & Recreatie) afslaat. 

‘Maar wel fijn dat ik voor een dergelijke ‘narrow escape’ het marifoonbewijs heb gehaald om de beroepsschipper en de Havendienst aan te roepen.’ 

Om de handen vrij te hebben voor het roken van vis en vlees aan boord en de verkoop daarvan, heeft Bas voor drie dagen venten per week de beschikking over een aantal bevriende schippers, van wie Ekke Atsmauit Balk de meest prominente verschijning is met zijn donkere baard. Toen hij boer was in Elahuizen genoot hij bekendheid door boomstammen te laten slepen door Belgische paarden en door de vertolking van een rol in de film ‘Baas boppe baas’. Evenals de andere schippers, onder wie ook Huite Zonderland, de vader van turner Epke, trekt Ekke eenmaal in de week met Bas naar Amsterdam. 

‘En jûns om in oere as tolve komt hy werom mei sterke ferhalen,’ zegt zijn vrouw Gretha Atsma

De vergunning voor het parlevinken had nog wel wat voeten in aarde. Wat dat betrof had Bas de Amsterdamse advocaat Alphons Geerlings achter de hand. Alphons behartigt de Merkplaats, waarmee hij merknamen vastlegt voor onder meer Doutzen Kroes en Epke Zonderland. Hij was ook degene die Bas Oosterbaan naar Amsterdam haalde. 

‘Op het Slotermeer aan boord van het skûtsje van Peter de Koe hoorde ik in de verte de stem van Bas als palingboer. Zijn komst naar Amsterdam werd beklonken in het Balkster café ‘t Swaentje. Inmiddels is Bas een hit bij ons in de grachtengordel,’ zegt Geerlings, wiens merknaam op de inmiddels tweede ‘rokerijschuit’ prijkt.

Als een kosten/batenanalyse op Bas zijn onderneming wordt losgelaten, valt die in het voordeel van Amsterdam uit. 

Bas: ‘In Friesland moest ik veel meer varen om wat handel te doen. En niks ten nadele van de Friezen, maar de Amsterdammers zien ook minder op tegen het prijskaartje wat er aan mijn producten hangt.’ Daarbij komt dat de in Rijswijk geboren Bas ook hun taal makkelijk spreekt en af en toe er als koorzanger een Amsterdamse smartlap tegen aan gooit. 

De handel en alles wat daar mee gepaard gaat – inkoop van vis en vlees, het roken er van (soms al vooraf in Elahuizen), het op en neer pendelen, boot- en motoronderhoud – beschouwt Bas als een vorm van vrijheid. Die miste hij 20 jaar geleden als directeur van hotel-restaurant Galamadammen bij zijn woonplaats Koudum. Waar hij het vrije ook in terugvindt, is het ‘interimmen’, zoals hij het uitvoeren van managementopdrachten noemt. Meest recent was een opdracht, waarmee hij negen maanden annex was om in een zuidelijk nonnenklooster het management weer op de rails te krijgen. 

‘Soms werden mijn uitspraken niet in dank afgenomen, maar uiteindelijk gaf het over en weer wel voldoening,’ zegt hij met een smile. (JdK)

Partners