friesjournaal logo

Monique met Peter R. de Vries.

BEETSTERZWAAG – Wat een boek allemaal teweeg kan brengen! Monique Veenstra (Moos) uit Soest heeft dat ervaren met het manuscript van haar grootvader Marten Veenstra dat zij in boekvorm uitbracht onder de titel ‘Het testament van agent 1218’, wat zijn kraagnummer was. Het boek is een spannende verhalenbundel van deze spitsvondige Amsterdamse speurneus van Friese komaf. Van 1915 tot 1955 zat hij op het roemruchte bureau Warmoesstraat in hartje stad. De eind vorig jaar overleden echtgenoot van Ingrid ten Pierick  uit Zoetermeer stuitte lezend op de naam Joseph Maring, de stiefgrootvader van zijn vrouw, die in 1929 een moord pleegde die door Marten werd opgelost! Moos had Ingrid uitgenodigd voor de boekpresentatie op Landgoed Lauswolt. Ze waren met camper en caravan naar Friesland afgereisd en kampeerden in Wijnjewoude.

De in 1884 in Duitsland geboren Maring (zijn overlijdensjaar is tot dusver niet bekend), stichtte na vele omzwervingen in Leeuwarden een gezin dat door de charmeur werd verlaten voor een dame uit Den Haag. Daar hetzelfde verhaal: trouwen, kinderen, scheiden. Vervolgens legde hij het aan met de echtgenote van een compagnon. Om hun liefde de ruimte te geven besloot hij zijn compagnon te doden nadat hij samen met de vrouw een levensverzekering van 50.000 gulden op de man te hebben afgesloten. Zijn leidekkersbedrijf met zestig medewerkers liep namelijk niet goed. Boven in de Majellakerktoren in Utrecht gaf Maring de compagnon een klap waardoor hij dood neerviel. De knecht die het zag gebeuren kreeg duizend gulden zwijggeld. 

Ingrid: ‘Was hij nou tevreden geweest en niet inhalig, dan had er geen haan meer naar gekraaid. Maar hij wilde hetzelfde kunstje uithalen met een nieuwe compagnon. Hij was echter zo stom dezelfde levensverzekeringsmaatschappij in Amsterdam te benaderen voor een polis van 80.000 gulden. De aanvraag wekte argwaan.’

Marten Veenstra werd ingelicht en hij ontrafelde het verhaal. In 1930 werd Maring gearresteerd. Hij kreeg levenslang, in de praktijk 30 jaar, en werd opgesloten in de Blokhuispoort in Leeuwarden waar Ingrids oma hem elke maand bezocht. Hij is niet zoals aanvankelijk werd gedacht in de gevangenis overleden, maar kwam in 1963 vrij. En waar ging hij naar toe? Naar Den Haag, naar Ingrids oma!

Ingrid: ‘Wij kinderen gingen bij oma en die vreemde, enge man op bezoek. Nu bracht het toeval dit verhaal naar boven.’

Toen de beide schoondochters van Marten Veenstra waren overleden vonden de kleinkinderen tussen de paperassen twee manuscripten die hun opa tijdens zijn pensionering had opgetekend. ‘Voor de jongste’ en ‘voor de oudste’ (beide zonen) stond erboven. Moos las het en raakte geboeid door de verhalen: ‘Die mochten niet verloren gaan.’ 

Ze liet typisten de documenten uitwerken en organiseerde een panel van proeflezers. Zo kreeg de door haar benaderde Peter R. de Vries het onder ogen. Hij reageerde razend enthousiast: ‘Jouw opa heeft samengewerkt met de beroemde crimefighter Co van Ledden Hulsebosch! Het boek over zijn werk is een klassieker.’

Iedereen vond dat de verhalen lazen als een Baantjer en dus besloot Moos ze uit te geven.

Peter schreef het voorwoord. Dat was in november 2020. Op de vraag van Moos aan de dochter van de misdaadverslaggever hoe ze haar vader kon bedanken, antwoordde Kelly de Vries: maak een speciale uitgave, een collectors item. 

Moos: ‘Dat heb ik gedaan. Ik vond inspiratie door mijn opa vanuit de hemel een brief aan Peter over hun verwantschap te laten schrijven. Samen dronken ze een bakkie. Ik liet Marten zeggen dat Peter voorlopig beneden moest blijven want hij kon nog niet gemist worden. Toen Peter het las schoot hij vol. Hij stond immers op een hitlist. We weten allemaal hoe het een halfjaar later is afgelopen. Hoe is het mogelijk dat het zo is gegaan…’

Het boek werd heel goed ontvangen en het is opgenomen in de bibliotheek van de Politie Academie. Met de nationale politiebaas Henk van Essen mocht Moos bijna een uur lang over het boek praten. 

‘Wat een eer!’

Het boek handelt over het politiewerk in vroeger dagen toen het snuffelen zonder snufjes was. DNA-technieken bestonden niet. Marten loste crimes op door in vrouwenkleren undercover te gaan, in portieken zogenaamd te vrijen, kijkoperaties uit te voeren door gaatjes in een muur te boren, zijn sociale antenne stond scherp afgesteld, zijn onderbuik liet hij spreken. Hij was een van de vele Friezen die bij de Amsterdamse politie gingen werken, geïnspireerd door de lokale brigadier in Langezwaag. Op zijn beurt inspireerde Marten anderen, zoals zijn oomzegger Jan Veenstra. Hij kwam ook terecht op bureau Warmoesstraat. Het ging er ‘ruig en tof’ aan toe, vertelde hij. Toen zijn vrouw vaststelde dat hij verruwde solliciteerde hij met succes bij de Politie Academie om de vier kernwaarden van de politie waar te maken: integer, moedig, betrouwbaar en verbindend, zoals de voormalige Friese recherchebaas Wessel Veenstra (geen familie) aangaf.

Het motto van Marten luidde: ‘Het is een utopie te denken, dat de strijd tegen de misdaad ooit eindigt, wel kiezen wij er elke dag voor om het kwaad te stoppen.’

Hielke de Vries, een buurjongen uit Langezwaag, schetste de Friese agent die het overal zo goed deed, aan de hand van een verhaal over oud-buurtgenoot Pieter Betzema: ‘Hij werkte op de zuivelfabriek in Deventer die in de oorlog sloot omdat er geen kolen waren. Hij ging naar de politieschool in Schalkhaar om aan de Arbeitseinsatz te ontkomen. Maar de SS rekruteerde hem om aan razzia’s mee te werken. Dat vertikte hij. Ze hebben hem opgepakt en hij belandde via Kamp Amersfoort in concentratiekamp Neuengamme waar hij op 1 februari 1945 overleed. Wat een karakter!’ 

      

Partners