LEEUWARDEN – Friese krijgers in de middeleeuwen maakten gebruik van zogenaamde polsstoksperen, in het Oudfries ook wel bekend als kletsie. Eén van de beroemdste activiteiten uit Friesland, het fierljeppen, is dus al eeuwen oud. In de middeleeuwen was een polsstok niet alleen een middel om over een sloot te springen, maar ook een wapen.Junior-conservator Casper J. van Dijk is gespecialiseerd in middeleeuws wapentuig en deed voor het Fries Museum onderzoek naar de collectie middeleeuwse wapens en het wapengebruik. Van Dijk vond in het depot van het Fries Museum fysieke resten van polsstoksperen. De eigenaardige voorwerpen, voorheen gedetermineerd als ‘reiskandelaars’, blijken de voetjes te zijn van polsstoksperen, ofwel kletsie. Het museum liet aan de hand van deze vondsten een replica maken van zo’n kletsie voor de tentoonstelling Vrijheid, Vetes, Vagevuur: de middeleeuwen in het Noorden. Fierljepkampioen Ysbrand Galama nam de proef op de som en probeerde de replica uit. De geteste, door Galama goedgekeurde polsstokspeer is samen met de vondsten te zien in de nieuwe expositie van het Fries Museum.
Kletsievoetjes Het gebruik van polsstoksperen door Friese krijgers kennen we niet alleen uit historische bronnen, maar ook van diverse middeleeuwse afbeeldingen, zoals zegels, muurschilderingen en tekeningen in boeken. Tot voor kort ontbrak het echter aan fysieke resten. Daar is nu verandering in gekomen, want het Fries Museum blijkt vier van deze kletsievoetjes in de collectie te hebben en het Noordelijk Archeologisch Depot in Nuis nog eens twee. Twee zijn gevonden tijdens de kanalisatie van de rivier de Tjonger of Kuinder tussen 1886 en 1888, de andere werden gevonden tijdens de afgraving van verschillende kerkterpen, waaronder Britsum en Cornjum en een aantal onbekende terpen. De kletsievoetjes zullen te zien zijn in het Fries Museum in de nieuwe tentoonstelling Vrijheid, Vetes, Vagevuur: de middeleeuwen in het Noorden.
|