friesjournaal logo

WORKUM – Jopie Huisman (1922-2000) kon niet alleen geweldig schilderen, maar ook fantastische verhalen ophangen. Van de epistels die hij in zijn leven op schrift stelde is een boekje verschenen: ‘Jopie de Verteller’. Hans Wiegel vierde zijn rentree naar Friesland met het in ontvangst nemen van het eerste exemplaar van deze verhalenbundel.

Dat Wiegel dat deed heeft te maken met zijn lidmaatschap van ‘De Visclub’, een gezelschap van elf eminente mensen (o.a. Freek de Jonge, Guus Hiddink, Foppe de Haan, Rients Gratama, Syb van der Ploeg) die als ambassadeur voor het Jopie Huisman Museum optreden en die in hun kielzog elf ondernemers trokken die elk vijfduizend euro op het kleed legden. Zo wast de ene hand de andere. Een ideetje van museumvoorzitter Riemer van der Velde, die ook de stoot gaf aan de oprichting van een ondernemerssociëteit. Sportclub Heerenveen in het klein.

Jopie Huisman en Hans Wiegel hadden een band. Ze herkenden zich in elkaar: beiden flamboyante artiesten die het volk bespeelden. Beiden ook orakels omdat wat ze zegden hout sneed. En een smeuïge anekdote beeldend vertellen ging hen gemakkelijk af. De twee leerden elkaar kennen toen Wiegel in 1982 in Friesland commissaris der koningin werd. Hij was uiteraard aanwezig bij de opening van het museum in het Sleeswijckhuis 1986 en bij de opening van het huidige museum zes jaar later.

Wiegel ving zijn verhaal aan met een anekdote over de tour die hij na zijn benoeming door Friesland maakte en Jopie zou het met een glimlach hebben aangehoord. ‘Op een gegeven moment was Stavoren aan de beurt,’ zo begon Wiegel. ‘Het burgemeestersechtpaar woonde boven het gemeentehuis. Na de lunch wilde ik de secretarie bezoeken. De burgemeester sputterde wat tegen, maar ik stond er op de ambtenaren te ontmoeten. Het waren er drie. Op een geven moment ging de telefoon, we schrokken er een beetje van. Toen nam een dame de hoorn op en zei: ‘Goedemiddag, gemeente Stavoren.’ Iemand vroeg naar de afdeling ruimtelijke ordening. Ze legde de hoorn neer en nam die na een paar tellen weer op: ‘Afdeling ruimtelijke ordening, zegt u het maar’.’

Of dat nu zoveel slechter was dan heden ten dage met minder dan de helft van de gemeenten destijds liet Wiegel wijselijk in het midden.

De opening in 1986 staat Wiegel nog helder voor de geest: ‘Ik werd verzocht samen met Jelle Zijlstra de opening te verrichten. Met zijn drieën hadden we een heel plezierig gesprek. Jopie vond dat er te veel mensen waren en hij wilde zich onttrekken aan de plechtigheden. ‘Kom, we gaan naar mijn huis en dan gaan we daar gezellig doorpraten met vers gerookte paling’. Hij wilde nog voor de opening weggaan! Jopie was heel serieus, of hij deed alsof. Dat kon ook, want hij was een heel aparte.’

Dat geldt ook voor Wiegel. Toen Nijefurd een nieuwe burgemeester moest hebben koos Wiegel naar eigen zeggen voor Jan van der Meer: ‘Omdat hij op Jopie leek.’

Wiegel liet weten dat er ooit een bod was uitgebracht op het werk van Jopie. Door de niet meer bestaande Spaar- en Voorschotbank in Surhuisterveen die werd geleid door Jelle Bekkema, een fervent kunstliefhebber die ook enkele doeken van Jopie in bezit heeft. Hij wilde er vijf miljoen gulden – een kleine 2,3 miljoen euro – voor neertellen. Jopie weigerde.

Schilderen en vertellen gingen bij Jopie hand in hand. Zijn schilderijen vertellen namelijk ook verhalen, maar dan in beeld. Zelden is dat in de geschiedenis zo treffend gedaan als door Jopie Huisman, die door kunstkenner Pierre Jansen werd geduid als ‘de Rembrandt van de twintigste eeuw’.

Zoon Pepy Huisman, tevens bestuurslid van het museum, haalde aan dat zijn vader de verhalen wist aan te dikken: ‘Om ze nog meer tot de verbeelding te laten spreken. Hij schilderde de verhalen in woord en gebaar.’

Jopie mocht graag schrijven en veel van de sprekende en historische gebeurtenissen zijn opgetekend en voor het nageslacht bewaard gebleven. Schoondochter Joyce Huisman, vrouw van Pepy, heeft het boekje samengesteld en laten redigeren door Aure Straatman.

Partners