friesjournaal logo

OOSTERWIERUM – Beeldend kunstenaar Ids Willemsma zit de ochtend waarop ik hem bezoek niet helemaal lekker in het vel. De drukte rond het boek dat over hem wordt gemaakt in het kader van de overzichtstentoonstelling, die in oktober in de koepel van de Friesland Bank wordt geopend, staat hem tegen. Hij is zogezegd ‘uit zijn doen’. Stond hij op dit moment maar op schaatsen, mijmert het 63-jarige natuurmens. Of zat hij maar op de fiets. Heerlijk in weer en wind, beulend tegen de straffe noordenwind die een dag tevoren een pruimenboom op het ruig begroeide erf velde. Dat was al geen best voorteken voor deze dag.

Eenzaamheid bekruipt hem als hij, al is het voor even, wordt geleefd. Alleen is hij niet. Bijna dagelijks komt er bezoek, dat steevast koffie drinkt in de opening van een gigantische werkplaats die volgestouwd is met materialen, ijzer en objecten. Rob de Wilde uit Gorredijk belde of hij even langs kon komen. Prima, zei Ids. Aeltsje, de hond die hij naar zijn moeder heeft vernoemd, is jarig. Elf jaar geworden. Kom haar feliciteren, gezellig. Buurman Joost Stoelinga schuift met zijn hond aan. Met hem deelt Ids de liefde voor de natuur en de ongezouten kritiek op het omgaan met Moeder Aarde in Friesland.

Prestige spreekt de mannen niet aan. Neem het provinciehuis, voor € 80 miljoen verbouwd. Het ongeloof straalt uit hun ogen.

‘Was die uitbreiding noodzakelijk? Overal is minder kantoorruimte nodig. Ik herinner me nog de vorige uitbreiding toen Hans Wiegel een kunstwerk onthulde. Met mijn manchesterbroek van destijds heb ik langer kunnen doen,’ schampert Ids.

Het gezelschap luimt Ids beter. Enthousiast leest hij op wat hij tijdens de Nacht van de Architectuur heeft voorgedragen. Hij gruwelt van de voorgenomen poespas bij de Afsluitdijk, van het plan om van Doutzen een 50 meter hoge Barbie te maken (‘een symbolische aanranding’), van het schijnheilige gedoe om van de koe, die je nauwelijks meer in het weidelandschap ziet, een icoon te maken, en van de natuurvernieling: ‘Wat doet een intensieve boer nou aan natuurbeheer? Niets. Er bloeit geen kruidje, geen bloempje in de weilanden. Insecten worden niet gelokt en dus is er geen weidevogel meer te bekennen. Bodemleven is er niet meer en de mol heeft geen toekomst in onze kontreien. Sloten worden gedempt, drainage voert het water af, diepteontwatering verhardt en verdroogt de gronden, het raaigras staat hol. Er is een industrielandschap ontstaan dat van een stuitende eentonigheid is. Ik noem de graslanden Lippe Lap-weiden.’

Immense tractoren intimideren deze bewogen, fietsende ziel: ‘Ze kennen maar twee standen: 60 km of vol gas.’

Onlangs tijdens een fietstrip door Zwitserland, Oostenrijk en Italië ondervond hij meer liefde voor de leefomgeving. Boeren met dertig stuks koeien en wat jongvee. Ons kleine land, laat Ids weten, kan zoveel agrarische intensiteit niet aan.

‘De balans tussen de agrarische activiteiten en de natuur is verstoord. De boerderij hoort een onderdeel van de natuur te zijn. De verkaveling moet kleinschaliger en de biodiversiteit is onvoldoende. Onvoorstelbaar in een provincie met zoveel en zo gevarieerde landschappen. Onze maatschappij is te zeer gericht op productie en consumptie. Ik wil meer besef, meer oog voor de wereld om ons heen. Bakkers gooien hun broden weg terwijl de halve wereld verhongert. Waarom niet wat van de prijs af en de volgende dag weer op de toonbank? Daar moet toch markt voor zijn.’

Of dit engagement aan zijn werk is af te lezen? Zeker, vindt Ids.

‘Als je er oog voor hebt, want ik abstraheer enorm, zie je mijn visie in mijn werk terug, hoewel ik geen schoolmeester of dominee wil zijn. De sport zie je ook in mijn kunst; schaatsen, fietsen, varen. Ik heb het praamzeilen geïnitieerd. Er zijn er nu wel honderd. Zelf heb ik geen praam meer, maar nog wel een zeilschip; een Fries jacht van staal waar je geweldig mee kunt zeilen op onze ondiepe waters.’

Ids is met smeden opgegroeid. Zijn vader was de laatste eigenaar van de ooit befaamde schaatsenfabriek Ruiter in Akkrum. Het smidswerk leerde hij van senior, maar het voortzetten van de zaak was niet aan Ids besteed. Hij ging op zijn achttiende naar de kunstacademie.

De fascinatie voor schaatsen bleef evenwel: ‘Ik heb nog een houten klapschaats ontwikkeld en ook een kinderschaats, maar met dat concept is gek genoeg nog steeds niks gedaan door de fabrikant.’

Hij heeft naam gemaakt met robuuste, beeldbepalende ijzeren kunstwerken in de buitenlucht waarvan de ‘tempel’ met daarop vruchtbare zeeklei, geplaatst op de Friese Waddendijk, het meest tot de verbeelding spreekt. Maar Ids heeft meer op zijn conto staan, zoals kunstobjecten met koeienstront, houtcreaties en ijs- en sneeuwprojecten in Finland. Ambachtelijkheid vormt de rode draad. Hij wil zijn handen gebruiken. Die maken wat het brein bedenkt.

Ida: ‘Ik moet mijn energie kwijt. Daarom maak ik alles zelf en dat onderscheidt mij van mijn collega’s. Dan hou je er trouwens ook meer aan over. Mensen uit de techniek vragen wel hoe ik het in mijn eentje allemaal voor elkaar krijg, maar als je hier rondkijkt zie je dat deze loods een constructiebedrijf lijkt. Er staan drie portaalkranen over een lengte van dertig meter, ik heb plasmasnijders, draaibanken, freesmachines en boorapparaten.’

Tekenen en architectuur doet Ids eveneens. Bij alles wat hij creëert geldt het uitgangspunt dat het werk in de schaal en maat van de omgeving moet passen. Het ideale Friesland is in zijn gedachten van een overzichtelijke, kleinschalige en gevarieerde ruimtelijke ordening. Hij gaat daarin verder dan de meesten. Het maakt hem soms tot een outcast. Joost en hij waren bestuurslid van de lokale vogelwacht, tot ze geen lid meer wilden zijn van de Friese bond van vogelwachten.

Ids: ‘Altijd dat gezeur over het kievitseieren zoeken en het geleuter over nazorg, daar hadden Joost en ik genoeg van. De weidevogelstand is zo dramatisch gedaald dat nazorg een dubieus begrip is geworden. Voorzorg is nodig! Predators weten precies dat bij een nestmarkering voedsel is te vinden. Heeft dus geen zin. De BVFW is een soort jagersclub geworden, ofschoon ik niks tegen jagen heb. Laatst moest ik lachen toen ex-voorzitter Anne Osinga een zelf geschoten gans op zijn kop kreeg. Ik mag hopen dat de boter ook van zijn hoofd is verdwenen, maar het zal wel niet.’

De imitatie rondom, zoals Ids het noemt, ziet hij ook in de samenleving sterk optreden: mensen letten op elkaar, willen op elkaar lijken, durven geen persoonlijkheid te zijn. Dorpsgekken, waar vind je ze nog? Niemand wil of durft uit de pas te lopen. Karakters zoals skûtsjeschipper Ulbe Zwaga Rzn., die als stinkend aas uit een klein wereldje wordt gehouden, Ids ziet het vol afgrijzen aan.

Mislukt er wel eens iets?, vroeg iemand op een Rabobank-bijeenkomst waar Ids een inleiding hield. Het antwoord was ja, de liefde. Ids is getrouwd geweest met Gelske Bergsma, de dochter van Roel. Toen ze vijfentwintig jaar gescheiden waren, vierden ze dat met een intiem dineetje in De Zwarte Haan, want ze kunnen goed met elkaar overweg en Gelske doet eens in de zoveel weken de boekhouding. Schaatscoach Jillert Anema zat er toevallig ook.

‘En volhouden, hè?’’ grapte hij. Door de lach van Ids schiet melancholie. Een nieuwe vrouw blijft vooralsnog op zich wachten. Dat knaagt wel eens bij de gezelligheidsmens die Ids is. Internet, is dat een optie?, probeer ik. Voor velen dé oplossing. ‘Ik ben niet van internet, maar misschien heb je gelijk. Ik zal er eens over nadenken.’

Samen lezen we een potloodgeschreven tekst van Ids op een bordje aan de muur, die duidt op een toekomst die dagelijks een nieuwe wending kan nemen: It skaad is gjin dei gelyk En tenei sil de wynstream in oar paad sykje

 

Stichting Twee jaar geleden werd de Stichting Ids Willemsma opgericht om het erfgoed van de kunstenaar te documenteren en voor het nageslacht te bewaren. Het bestuur wordt gevormd door Geert-Jan Douma (voorzitter), architect Pieter Wester en landschapsarchitect Els van der Laan. Deze stichting geeft ook het boek uit waarvoor Rudy Hodel en Piter de Groot de tekst schrijven.

Partners