friesjournaal logo

In de schijnwerpers: Peter Karstkarel, Auteur, historicus, neerlandicus, architectuurkenner
Item Grafcultuur in Friesland

LEEUWARDEN – Peter Karstkarel (72) heeft tientallen boeken op zijn naam staan. Ze handelen bijna allemaal over Friese cultuurhistorie en architectuur. Een opvallende uitgave is zijn laatste, het eind 2015 verschenen ‘Dag, mijn lieve moeder’ over de grafcultuur in Friesland. Zeker twee tot drie keer per maand trekt hij de provincie in om daarover te praten. De dood houdt de mensen bezig. Zijn jaren durende reis met zijn vrouw Klaske langs alle 480 Friese dodenakkers leverde bovendien tal van droevige maar ook smeuïge anekdotes op. En ook sommige namen vielen op, zoals de mevrouw die op Appelscha-Terwisscha begraven ligt: Rooks-Tabak.

Wat zette u aan om een boek over grafcultuur te schrijven?
‘Een uitgeverij had al eens het plan opgevat, maar de directe aanleiding was de restauratie van het protserige familiegraf van Van Limburg Stirum in Brongerga, Oranjewoud. Een serviceclub wilde dit regelen en van twee fondsen, het Prins Bernhard Cultuurfonds waarbij ik in de monumentencommissie zat en de Stichting Bouwcultuurfonds Friesland, werd een bijdrage gevraagd. Ik dacht: wat raar. Die familie leeft nog steeds en moet toch geld hebben voor een restauratie. Dat bleek en ze betaalden zeventig procent van de kosten. De aanvraag maakte me nieuwsgierig en ik toog naar Brongerga. Toen ik voorbij het talud van de grafkelder liep, viel mijn oog op vier eenvoudige graven en op een ervan stond ‘Dag, mijn lieve moeder’. Dit anonieme grafschrift ontroerde mij. Thuisgekomen zei ik tegen mijn vrouw: kom, we gaan een stukje rijden. Ik nam haar mee naar het graf zonder naam, zonder datum. Een graf als monument voor elke moeder van alle tijden.’

Heeft u ontdekt wie daar begraven ligt?
‘Ja. Het betrof een zekere Grietje Sevenster, gehuwd geweest met Arjen Miedema, een man van aanzien. Hun dochter Nel trouwde met een Kuipers en toen hij in1957 overleed kwam er nog een anoniem graf in Brongerga bij: ‘Jij, mijn man’. Vijf jaar later toen ik met een cameraploeg van Omrop Fryslân op het kerkhofje was bleken de vier graven tot mijn ontsteltenis te zijn geruimd. Zonde. Later gaf een man die een lezing van mij had bezocht een door hem zelf gehouwen zerkje aan mij met ‘Dag, mijn lieve moeder’. Hij was steenhouwer. Nu staat het zerkje bij ons in de kamer.’

Wat kwam u tegen op al die kerkhoven en begraafplaatsen?
‘Alles. Van een hondenbegraafplaats in Oranjewoud tot een drenkelingenbegraafplaats op Vlieland. Je wordt geconfronteerd met drama’s zoals de drie kinderen in Oudehaske die door koolmonoxide om het leven kwamen. Hele gezinnen die door epidemieën als cholera werden geveld. De laatste grote epidemie was de Spaanse griep in 1918. Achthonderd mensen in Leeuwarden stierven, in Harlingen slechts twee, zo lokaal heerste die ziekte. Meest schrijnend is het graf van Geertje Leenstra in Oosterzee die in 1912 door haar man, een predikant, van de brug in Spannenburg werd geduwd en verdronk. De drie kinderen waren volgens het grafschrift te jong om het zware verlies te beseffen. En dan de smartelijke kinderklacht op de steen van hun vader, de op 33-jarige leeftijd overleden Cornelis Gorter: Veel te vroeg reeds lieve vader ginkt Gij heen, wij konden U zo noode missen, nu zijn wij alleen.’

Namen doen het ook altijd goed. Nog wat saillants gezien?
‘Op de steen van Jaap Schriemer staat: Nea klaeije. In Nes bij Akkrum staan twee kleine zerkjes van mevrouw Klein en meneer De Groot. In Harlingen liggen Sije Willemsma en Willemke van Seijen. Bij de graven van beroemde Friezen blijf je natuurlijk ook even stilstaan. In Schingen ligt Isaac Hogerhuis, damkampioen Frysk Spul. Op zijn zerk staat een dambord en moest door anderen worden betaald omdat Hogerhuis erg arm zou zijn geweest. Later bleek er 35.000 gulden onder het bed in zijn arbeidershuisje te liggen. Achter veel stenen schuilt een verhaal. In Lekkum liggen de moordenaar en de door hem vermoorde vrouw op hetzelfde kerkhof, nog geen 80 meter van elkaar. Heerke Wester uit Kollum leefde 100 jaar, exact van 1800 tot 1900.’

Wat kunt u zeggen van de Friese grafcultuur?
‘Die is vrij eenvoudig. In de 19e en 20ste eeuw was er veel poëzie. Ik heb in totaal 640 grafdichten gezien. De laatste 30 jaar wordt opvallend vaak Fries gebruikt. Geen teloorgang te merken, de taal komt juist terug. Stadsfries heb ik niet gezien, het Bildts evenmin. En in het Stellingwerfs zag ik één steen; van de moeke van Johan Veenstra.’

U laat zich natuurlijk niet cremeren. Inspiratie gekregen?
‘Mijn wens is een graf bij het kerkje van Swichum.’

Wat komt er op de steen te staan?
‘Dat moet de langstlevende maar bepalen en zover is het nog niet. Iets van stukjesskriever of zo.’

 

Partners