friesjournaal logo

Reduzum en Dearsum waren de pioniersdorpen in Friesland als het om windenergie gaat. Veertig jaar geleden was de uit Amsterdam afkomstige René Poppen (hij verhuisde in 1973 naar Friesland) een van de gangmakers. René was het stereotype van de progressieve Randstedeling op het platteland: wilde haardos, bril, baard, visionaire geest. In het legendarisch Bokwerder Belang van Rink van der Velde, de rubriek die vroeger wekelijks in de Leeuwarder Courant werd gepubliceerd, figureerde zo’n personage. Van der Velde gaf hem de naam drs. Gijsbert Willemoed, de agoog van Bokwerd. Poppen zal ook wel een of andere goog of loog zijn, hoewel hij nu in de automatisering zit. Zulke mensen/nieuwkomers worden in de Friese dorpen direct in allerlei besturen gehaald. Gek is dat. In Friesland wordt de vreemdeling niet gediscrimineerd, maar omarmd. Wij denken ook gauw dat een ander het beter weet. De persoon in kwestie denkt er hilarisch genoeg vaak eender over. 

Poppen vindt zichzelf eveneens geen domme man en dat is hij ook niet. Als verslaggever van het Sneeker Nieuwsblad maakte ik in 1980 kennis met deze opmerkelijke man, de Don Quichotte van Friesland, iemand die niet tegen maar vóór windmolens vocht. Wat ik grappig vond was dat hij zich in Poppingawier settelde. Ik weet nog steeds niet of dat met opzet was. Je moet de zucht naar profilering nooit onderschatten bij een strateeg als hij. Zo’n lieflijk dorp in de Lege Geäen paste natuurlijk wel in het plaatje. Als je de grote stad ontvlucht moet je niet naar Leeuwarden gaan. Binnen de PvdA was hij actief en al gauw schopte Poppen het tot wethouder van de gemeente Rauwerderhem en later van 1984 tot 1989 van Boarnsterhim (Blunderhim in de volksmond) dat een samenvoeging was van Rauwerderhem, Idaarderadeel en Utingeradeel. Gemeenten hadden toen nog mooie Nederlandse namen, nu dragen ze overwegend saaie (wind)streeknamen. 

Poppen was vernieuwend. Hij was voor windenergie. Wat dat betreft had hij in Friesland meer te zoeken dan in het luwe Amsterdam. In 1981 richtte hij in Dearsum samen met gemeente, provincie, gasbedrijf Westergo, PEB (later Nuon, nu Vattenfall) en dorpsbelang een stichting op om zelf een windmolen te exploiteren en los te raken van het openbaar net. In 1987 was het zover. Ik vond het een prachtig, eigenwijs initiatief. Wy rêde ús sels wol, is in onze provincie een gevleugelde uitspraak. Maar ik had wel mijn twijfels toen ik dat zielige molentje zag. Als ‘ie maar niet omwaait, dacht ik nog. Winst hoefde de molen niet op te leveren, vond Poppen. Dat nutsbedrijven minimaal tienduizenden aansluitingen moeten hebben om winst te kunnen maken, vond hij onzin (‘Het lokale gasbedrijf kon in die tijd al met 1.250 aansluitingen uit’). Bovendien is energie een eerste levensbehoefte die je niet mag privatiseren, stelde hij. Dat ben ik helemaal met hem eens. Poppen is pragmatisch en partijpolitiek maakte hij ondergeschikt aan de doelen die hij wilde bereiken. ‘Ik ben een doener,’ zei hij in 2013 toen hij een vervolg gaf aan zijn windenergieplannen met het bestuurslidmaatschap van Ús Koöperaasje, een inwonerscoöperatie die honderd procent groene lokale energie aan alle deelnemers in de hele provincie wil leveren. 

     

Windenergie betekent echter nog geen wind in de zeilen. In Reduzum weten ze alles van dorpswindmolens, de eerste stond er dankzij mienskipssin al in 1994, maar die is bijna uitgedraaid en een nieuwe komt er voorlopig niet. Die is te duur. De oude molen kostte € 100.000 en een nieuwe vergt een investering van meer dan € 1,1 miljoen nadat leverancier Enercon uit Duitsland plotseling de offerte met drie ton verhoogde. Voor voorzitter Henk Vellinga van stichting Doarpsmûne Reduzum reden om op te stappen. Ze hebben er jarenlang leuk mee verdiend, van de opbrengst de verbouw van de school kunnen voorfinancieren en met zonnepanelen verduurzamen, een schoolbus op de weg houden, investeren in een kunstgrasveld met led-lichtmasten voor de korfbalclub. Nu is het dood in de pot, want de dorpen zitten ook wat betreft windenergie in de wurggreep van de grote jongens die hun molens onnodig duur maken en burger en overheid weten uit te knijpen. Ik roep hierbij de BV Nederland op om eindelijk eens goed te investeren. Niet in een failliete luchtvaartmaatschappij (KLM) waar buschauffeurs in de lucht vijf ton per jaar verdienen, niet in de overwogen participatie in een warenhuis (HEMA) dat van een miljardair is en waar in schulden handelende durfkapitalisten de dienst uitmaken, niet in banken (ING) die toch niet zonder bonuscultuur kunnen. Maar wel bij voorkeur in energie voor iedereen, en dan mag het wat mij betreft ook windenergie zijn – liever nog kernenergie – zolang het een dorpsmolen is die de Friese horizon niet vervuilt. 

In de LC zag ik namelijk in een luchtfotoserie van de schitterende kleine kernen in Friesland, het dorpje Cornwerd van boven. Deze plek schijnt de beste windlocatie van ons land te zijn. Nou, dan weet je het wel. De paar kleine windmolens ten noorden van Cornwerd maken plaats voor windpark Nij Hiddum-Houw. Dan gaan rivieren aan subsidies stromen, gaat het grote geld een rol spelen en bezwijken boeren onder de verleidingen. Er verrijzen 9 windturbines van maar liefst 200 meter. Weg leefbaarheid, vogels kunnen het schudden, het uitzicht verpest. Het is misdadig. Na twintig jaar zijn de turbines aan hun eind en kun je de afgeschreven en niet te recyclen boel vervangen en kun je weer opnieuw beginnen. En het is maar zeer de vraag of dat zonder enorme geldinjecties kan.

Ik verlang weer naar de pionierstijd van René Poppen, al is het onheil met hem begonnen.

Albert van Keimpema

Partners