friesjournaal logo

Toen onze oudste dochter op haar achttiende haar rijbewijs haalde, besloten we een klein tweedehands autootje te kopen. Niet voor haar alleen, voor onze vier kinderen. Het was mij opgevallen dat een jonge verslaggever bij Het Parool de redactieauto niet wilde gebruiken als ze een reportage moest maken buiten de stad. Toen ik haar vroeg of ze geen rijbewijs had, antwoordde ze: ‘Jawel, dat heb ik al zeven jaar geleden gehaald maar ik heb sindsdien niet meer gereden. Ik durf het niet meer.’ Eyeopener. Je stopt duizenden euro’s in je kind voor het halen van een rijbewijs maar als ze vervolgens nooit meer rijden, kunnen ze op hun dertigste opnieuw lessen nemen.

Dus kocht ik voor elfhonderd euro een Fiat Seicento en zette die voor de deur. Wij betaalden de wegenbelasting, de kinderen de benzine. Ze overlegden onderling in een appgroepje wie de auto wanneer nodig had en door kilometers te maken leerden ze fatsoenlijk chaufferen.

Toen ik me vorig jaar opeens realiseerde dat jongste dochter al 24 was en ze allemaal hun eigen brood verdienden, werd het tijd om een einde te maken aan het door de ouders gesponsorde leaseautootje. De auto was nog steeds prima maar inmiddels niets meer waard, dus wij vroegen aan de kinderen wie het zou willen hebben. Gratis. Voor niks. Geen van de kinderen gaf sjoege. Ze konden toch nergens parkeren in Amsterdam, en op de snelweg stonden ze meteen in de file. Toen ik dit verhaal aan een vriendin in Friesland vertelde, puilden haar ogen uit van verbazing. Haar kinderen, tussen de negentien en de vijfentwintig, hadden allemaal al lang een eigen auto. Geen lullig oud Fiatje, nee zij hadden allemaal een luxe Duitse auto. Net als hun ouders. Friezen houden van grote huizen en grote auto’s. Ze houden ook van autorijden. Dat is natuurlijk niet verwonderlijk want het is er vergeleken bij de Randstad leeg. In de twee jaar dat ik in Friesland woon heb ik nog nooit in een file gestaan. Het merendeel van mijn Friese vrienden houdt zich niet aan de maximum snelheid. 

Mijn Friese vriend vindt het een storend gebod. Hij zegt: ‘In Friesland moet je lekker door kunnen rijden. Dat past bij onze ruimte, bij onze filevrije wegeninfrastructuur en bij onze mentaliteit.’ Ik hoorde een kennis uit het dorp laatst zeggen: ‘Toen je 130 kilometer per uur mocht rijden, reed ik steevast 160. Nu we maar 100 kilometer mogen rijden, rijd ik 130. Als ik langzamer rijd wordt het gevaarlijk, dan ga ik ongeconcentreerd om me heen zitten kijken.’ Ikzelf ben zo’n tuthola die zich keurig aan de 100 kilometer houd. Ik stel de cruisecontrol in en haal mijn voeten van de pedalen. Als ik dat niet doe, heb ik geheid een bon. Laatst reed ik voor mijn doen een beetje haastig naar Rotterdam. Ik ben zowel op de heen- als terugweg geflitst wegens respectievelijk 4 en 6 kilometer te hard. Twee boetes van 50 euro. Ik word daar stikchagrijnig van. Mijn Friese vrienden hebben daar geen last van. In Friesland is aanzienlijk minder controle, en waar die wel is, gebruiken ze Flitsmeister.

Ook met de alcoholgrenzen nemen de Friezen het minder nauw dan de westerlingen. De afstanden zijn kort, de wegen leeg, en gecontroleerd wordt er sowieso maar zelden. 

Laatst gaf ik een etentje voor wat vrienden uit het dorp. Hoewel het dorp één kilometer van ons huis ligt, kwamen ze zonder uitzondering allemaal met de auto. Na uitgebreid tafelen van zes tot elf, vertrok het eerste stel. Ik kreeg tien minuten later een appje: controle op de dijk, niet rijden! De rest van het gezelschap besloot nog maar even te blijven en schonk nog een keer in. Na een uur durfde de volgende het wel aan en vertrok. Er kwam weer een appje: kust is veilig! Een kwartier later had ik ze allemaal uitgezwaaid. 

Een vriendin die bij het etentje was werd de volgende ochtend door haar zoon van dertien geappt: ‘Was jij gisteravond dronken?’ Mijn vriendin appte haar zoon, die op school zat, terug: ‘Huh, nee waarom?’ ‘Omdat je kofferbak nog open stond.’

Barbara van Beukering is journalist en schrijver. 

Partners