friesjournaal logo

Nu de R van Swarte Pyt in de maand zit, laait de discussie over onze verloren tradities nog één keer op. Dan is het voorbij, want geschminkte zwartkoppen zie je straks in het wild niet meer. Die kleur mag de kapper opbergen. De pruiken en de glimmende oorringen van klatergoud kunnen naar de Kringloopwinkel, waar je ze voor een halve euro kunt kopen. Want slechts een paar Blokkeerfriezen, én Jennie Douwes en haar discipel Kerst Huisman, willen ze nog hebben.

Er blijft niks over van de mooie dorpscultuur van vroeger. Toen was het nog gezellig op school. Dan pestten we ongehinderd Henkie met zijn hazenlip. ‘Mekmek in de rimboe’ noemden we hem schaterend, niet wetend wat Mekmek in het Maleis betekent. Bange Wimpie mochten we burgemeester maken. Zijn van angst gekrompen piemeltje haalden we met gejuich uit zijn broek, zodat de meisjes hem konden zien. Leuk jongen. Net als de massale achtervolging door een troep stoere zesdeklassers, die ‘lytse Hessel’ brullend achterna zaten tot in de sloot voor onze school. Hij had wel niks misdaan, maar hij was wel een sukkel, en dan mocht het.

Er mocht zo veel toen, het hoorde allemaal bij de lokale gewoonten waar je uit respect niet aan moest komen. In onze klas zaten twee jongens van veertien, die op de lagere school twee keer waren blijven zitten. Ze snapten nog steeds weinig van onze sommen. Domkoppen natuurlijk. Meester B. sloeg met de knuppel één van hen op z’n kont, die daar speciaal voor languit moest gaan liggen. Nee, het was geen knuppel, weet ik nu, het was een aanwijsstok voor bij aardrijkskunde. Die jongen wist niet waar Deventer lag, en toen moest hij van de zenuwen lachen. Nou, dan moest je bij meester B. zijn. Die wist daar wel raad mee.

Een dik uitgevallen jongen kreeg van ons een bij zijn postuur passende bijnaam. Die jengelden we dagelijks in elke pauze, elke week weer, zodat ik potdorie vergeten ben hoe hij echt heette. Lachen! Rooie Niekie stotterde een beetje, nou, dan weet je wel hoe wij hem imiteerden. 

Als speciale attractie deden we een paar keer per jaar een aanval op de Roomsen, want die waren met minder dan wij. ‘Roomse papen klimmen als apen in de hoogste bomen om bij Maria te komen’, reciteerden we, ik weet het nog precies. En ze dan bekogelen met harde ijsballen met grint erin, zodat ze jammerend in school vluchtten. Die lafaards! 

Alleen een paar echte gehandicapten, een doofstomme en een poliopatiënt, durfden we niet aan. Die hadden te sterke helpers. Voor ons was hun aanwezigheid een zegen, want het bewees naderhand dat we toch wel een goed hart hadden. 

Gezonde Friese jongens op een schoolplein in Lemmer, met elk jaar Sinterklaas en Zwarte Piet. Die pak je hun tradities toch niet af omdat Black Lives Matter en Moslims zich niet willen aanpassen?  

Partners