friesjournaal logo

Er was een etentje georganiseerd voor alle vrijwilligers. Aangezien ik sinds twee jaar vrijwilligerswerk doe in ons dorp, was ik genodigd. In een goed restaurant, midden in de dorpsstraat, stond een lange tafel voor ons klaar. We waren met 25 man. De eigenares van het restaurant kwam met haar opschrijfblok bij de tafel staan en vertelde dat we konden kiezen uit vlees of vis. Het vlees was rundvlees met zuurkoolstamppot, de vis een snoekbaars met pasta. Het notitieboekje had ze ook achterwege kunnen laten want 24 mensen kozen vlees, en eentje vis. Dat was ik.

Het vlees was minimaal 250 gram, de zuurkoolstamppot een reusachtige berg. De 24 borden waren na een kwartier allemaal leeg. Alleen de restjes jus verraadden dat er wat op de borden had gelegen.

Niet lang daarna gaven wij thuis een etentje voor vier echtparen uit het dorp. Voor de zekerheid vroeg ik in het appgroepje of iedereen vis at. De eerste reactie was: ‘Als de vis maar dood is.’ Gevolgd door een ander die stuurde: ‘Ik bin in sânhazze fan ‘e sângrûn. Leaver net.’ Iemand appte: ‘Sorry, ik ben echt geen visliefhebber’. De man van het laatste echtpaar berichtte: ‘Ik lust wel witte vis, mijn vrouw heeft liever rode.’ Het leek me, kortom, veiliger om een entrecote als hoofdgerecht te serveren.

Hoewel de overgang van Amsterdam naar Friesland soepeltjes is verlopen, verwonder ik me na ruim twee jaar nog steeds over de Friese eetgewoontes. Zoals de Friezen zich hoogstwaarschijnlijk ook verbazen over de culinaire voorkeuren van Amsterdammers. Wij eten zo min mogelijk vlees, bij voorkeur niet vaker dan twee keer per week. Drie dagen per week vis en twee dagen vegetarisch. Otto Lenghi rules.  De halve vriendenkring van onze kinderen is veganistisch, maar dat is voor ons smulpapen een brug te ver. Nu zou je zeggen: ‘Prima, dan eten jullie toch lekker vis, wat is het probleem?’ Het probleem is dat er relatief weinig viswinkels in Friesland zijn en de viswinkels die er zijn hebben meestal een assortiment dat zich beperkt tot haring, zalm, paling en kabeljauw. Verse tonijn, rode poon, griet, dorade of zeebaars zie ik hier niet in het ijs liggen. En dan heb ik het nog niet eens over pulpo, gamba’s, oesters of kreeft. 

Ik besloot onlangs het gesprek met mijn Friese vriend om te buigen van de Amerikaanse verkiezingen naar de eetgewoontes der Friezen. Over het algemeen zijn mijn vriend en ik het over alles altijd oneens, maar hij beaamde onmiddellijk mijn conclusie dat Friezen geen viseters zijn. Friezen houden van ‘vlees’ en van ‘veel’. Volgens hem stamt dat nog uit de tijd dat iedereen op het land werkte. Die bergen aardappelen met jus werden door de zware lichamelijke arbeid weer verbrand. Friezen zijn alleen hun eetgewoontes vergeten aan te passen aan de huidige leefgewoontes, aldus mijn vriend. Friezen houden van ‘sêd’. Ze willen hun buikje helemaal rond eten. De nouveau cuisine met subtiele gerechtjes, die ze ook wel denigrerend liflafjes noemen, is totaal niet aan ze besteed. Ze vinden het wel lekker, maar ze vinden het te weinig. Als ze met trek buiten staan, voelen ze zich bekocht. Mijn vriend, zelf liefhebber van de verfijnde keuken en de smaaknuances van groenten, adviseert koks altijd wel subtiel te koken maar er dan onbeperkt schaaltjes frites bij te serveren. Met mayonaise. Zodat de gasten ‘goed gevuld’ naar huis gaan.

Onlangs aten we met ons gezin voor mijn verjaardag in het beste restaurant in ons dorp, een hoogstaand culinair restaurant uit het hogere segment. Er prijken prachtige vis- en vleesgerechten op het á la carte menu. Alleen niet één vegetarisch gerecht. Onbegrijpelijk vinden wij westerse snotapen. Ik besprak de kwestie met mijn vriendin, culinair journalist Petra Possel. Ze schrijft wekelijks een restaurantrecensie voor NRC Handelsblad en ze presenteert het radioprogramma Mangiare! over eten. Ze is net als ik van Amsterdam naar Friesland geëmigreerd. Op mijn verontwaardiging dat er geen vegetarisch gerecht op de menukaart van het uitstekende restaurant stond, antwoordde ze laconiek: ‘Friezen vinden vis al vegetarisch.’

Partners