friesjournaal logo

‘The best of both worlds’, was ons motto toen we hier drieënhalf jaar geleden een huis kochten. Hikke en tein in Friesland, verlangde ik na meer dan dertig jaar in het centrum van Amsterdam gewoond te hebben terug naar ruimte en water. Aangezien we economisch gebonden waren aan de hoofdstad, en onze kinderen er allemaal wonen, leek ons het een puik plan om ons leven te verdelen over twee plekken, beter gezegd twee werelden. Van maandag tot vrijdag woonden we in ons appartement in Amsterdam, en van vrijdag tot zondag vertoefden we in ons landhuisje in Friesland. We zorgden ervoor dat in beide huizen alles aanwezig was, zodat we nooit koffers hoefden te pakken. Als we verkasten, namen we alleen telefoon en laptop mee. De ene helft van de week keken we uit op de Kloveniersburgwal en voeren de rosé-sloepjes onder ons raam langs, de andere helft van de week zagen we vanuit ons slaapkamerraam de skûtsjes op de Wielen voorbijzeilen. Mooier kon het niet.

Toch overkwam ons iets waar we geen rekening mee hadden gehouden; Friesland bleek een magneet. Regelmatig zeiden we op donderdagochtend tegen elkaar: ‘Zullen we vast gaan?’ En steeds vaker zeiden we, zittend in onze weelderige tuin op zondagmiddag: ‘Zullen we morgen pas teruggaan?’ Tegelijkertijd kreeg ik ook een beetje last van de logistieken; in welke koelkast stond een pak melk, en in welk toilet was het wc-papier ook alweer op? Hoewel ik goed georganiseerd ben, raakte ik toch regelmatig de kluts kwijt; had ik nou ons bed in Amsterdam verschoond of was het de Friese sponde? Ik ben het type dat graag in een opgeruimd huis aankomt, dus ik begon elke keer bij vertrek dwangmatig de vuilnisbak te legen, Wc-eend in de pot te gieten en nog even snel een dweil over de vloer te halen. Het is natuurlijk een grote luxe om in twee huizen te wonen, en ik durf het bijna niet hardop te zeggen, maar ik vond het ook een heel gedoetje. 

En toen, het was voorjaar 2020, kwam corona. Opeens hoefden we niet meer heen en weer te rijden want in Amsterdam hadden we niks meer te zoeken. In de lege spookstad waarde het virus veel gevaarlijker rond dan in de provincie en bovendien was alles wat een stad aangenaam maakt gesloten. Door het dringende advies thuis te werken kon Thomas, mijn man, zijn werkzaamheden telefonisch vanuit huis voortzetten. We besloten voor onbepaalde tijd naar Friesland te vertrekken. Het was een prachtig voorjaar. Terwijl de wereld in brand stond, waanden wij ons volkomen veilig. Ik was me voor het eerst van mijn leven bewust van de ontluikende lente. Dag in, dag uit volgde ik minutieus de ontwikkelingen van de flora en de fauna in onze tuin. 

Toen de lockdown na drie maanden in juni werd opgeheven, stonden we- heel gek- niet te popelen om naar Amsterdam te gaan. Signaal voor een goed gesprek. Thomas zou een half jaar later, hij werd 73,  stoppen met werken en ik ben zzp-er; waar mijn laptop staat, kan ik werken. Onze vrienden en kinderen wonen allemaal in Amsterdam maar zij komen dolgraag hier, en wij zijn zelf binnen anderhalf uur bij hen. Eén fles wijn verder hadden we het besluit genomen; we doeken ons huis in Amsterdam op en gaan permanent in Friesland wonen. Toen vrienden vroegen of we dat niet een heel rigoureuze stap vonden, legden we uit dat het een natuurlijk proces is geweest, we twijfelden geen moment.

Natuurlijk is het weleens jammer dat Paradiso en Carré zich niet meer op loopafstand bevinden en dat je niet op elke hoek van de straat een restaurant hebt met een vermaarde internationale keuken. Daarvoor moeten we nu vijf kwartier rijden. Maar wat we wel hebben zijn de Friese luchten en de eindeloze vergezichten over water en weilanden. Het pittoreske dorp, onze mienskip, waar iedereen elkaar kent en voor elkaar zorgt. Er is hier geen lawaai, geen haast, geen ergernis. Er is hier ruimte om te leven. Fryslân boppe.

Partners