friesjournaal logo

Ruim 40 jaar geleden versloeg ik mijn eerste waterschapsvergadering. Niet zo’n conferentie als Wetterskip Fryslân vandaag de dag belegt, nee, het was een gezellige bijeenkomst van boeren, de gezamenlijke ingezetenen van de betreffende polder. Je had overal waterschappen in die tijd. Langzamerhand clusterden die in de loop der jaren samen tot nu één groot bolwerk. Misschien was de oude situatie niet ideaal. Er kon efficiënter worden bestuurd. Maar groter worden zit nu eenmaal in de menselijke natuur. 

Ik moest hieraan denken toen ik boze boeren en omgekeerde vlaggen zag. Die boeren van toen moesten weg uit de waterschappen. De ambtenaren namen het over, in de rug gesteund door politici, in dit geval wethouders. Kijk, het waterschip int belastingcenten. Het aandeel van bebouwd was destijds veel kleiner dan tegenwoordig. Daar zit dus groei in, en veel meer inkomsten, dachten de bestuurders. Met de veranderingen nam de invloed van de boeren drastisch af en de kennis idem dito. Mondige burgers zetten thans een voet tussen de deur en strijken presentiegelden op. Ze gaan verkiezingen in en willen beter worden van een positie die goed in carrièreplanningen ligt. Wie erin zitten? Wat ze doen? Joost mag het weten. In het bureaucratisch instituut wat het provinciale waterschap is geworden, lopen de ‘volksvertegenwoordiger’ gedwee in een tredmolen mee. 

Het waterschap ging ondernemen. Men haalde de hele wereld overhoop. Het landschap moest strak, wegen moest verhard, poldersloten werden gedempt, tochtsloten werden verbreed, vaarten en wijken werden gekanaliseerd, malen werd een blinde ambitie in plaats van verstandig waterbeheer, kaden werden zo verhoogd dat je nu in een sloep niks meer van het landschap ziet. Het ergste van alles zijn de walbeschoeiingen. Je ziet aan alles dat het waterschap baas wil spelen in een vriendelijke onbedreigde natuur. Friesland is geen Indonesië of Pakistan. Het dierenleven vindt de harde oevers niet prettig en het ziet er niet uit. 

Ik was op bezoek bij melkveehouder Murk Nijdam aan de Slachte. Hij geeft dertig hectare van zijn land weg aan het Agrarisch Natuurfonds, zomaar, gratis voor niks. Om de weidevogels een habitat te gunnen. Nijdam hangt aan het Friese land en wil wat nalaten. Geen bezit, maar iets wat rijker is: natuur en landschap. Boerennatuur want andere natuur hebben we in dit land niet. Twaalfduizend jaar voor de jaartelling gingen we huisdieren houden (runderen, paarden, varkens, schapen, kippen) en boerderijen beginnen en gronden ontginnen en inpolderen, methaan broeiende moerassen droogleggen. We maakten er vruchtbaar land van door generaties lang ontzettend hard te werken. Dan hoor ik Jesse Klaver van GroenLinks op tv orakelen dat arbeidsmigranten dit land groot hebben gemaakt. Ze kwamen op onze welvaart af! Okay, ze waren hartstikke welkom omdat we arbeidskracht nodig hadden, maar zijn opmerking was een trap in de lenden van de generatie van mijn ouders, nu rond de 100 jaar, en alle families voor hen. Ik zie mijn vader nog zwoegen. Voor hem hoefde al die modernisering niet en ik mag zeggen dat je dankzij hem nu nog tot je middel op de zandbodem kunt staan en dat het niet is getransporteerd voor de aanleg van een snelweg (A6). Diepteontwatering zag hij helemaal niet zitten, maar het gaf geen biet, het waterschap wilde sloten heel diep graven en de polder werd zo leeg gemaald dat er nog maar nauwelijks water in kwam te staan. 

Het meeste wat het waterschap tot dusver heeft gedaan was niet natuurvriendelijk. Ik hoor Nijdam zuchten: it wetterskip is de grutste predator hjoed de dei. Ik zie ook graag dat het boeren wat extensiever wordt en natuurvriendelijker. Maar ik wil met deze overpeinzing aangeven dat de boeren in een molen zijn genomen en als je alleen nog maar een boterham kunt verdienen door meer te melken, je bedrijf uit te breiden, kosten te besparen, sneller het werk te kunnen klaren, minder mensen nodig te hebben, dan ga je wellicht wat anders tegen de materie kijken. En denk niet dat het waterschap zoveel mededogen met onze natuur heeft. Veel polderdijken zijn opgehoogd met vuil slib met glas, puin en plastic. 

Het waterschap is dol op investeren en een mooie show op te voeren. Vrijwel dagelijks krijg ik persberichten binnen van een versterkte dijk, nieuw materieel, een groter gemaal, een nieuw takelwerktuig. Ik zie het nut er niet zo van in. We hebben immers zeedijken. Deze waterkeringen moeten zorgen dat we droge voeten houden, niet het gegraaf in de polder. Vroeger kregen de boeren een zakcentje omdat ze allemaal een gemaal hadden te beheren, nu loopt er een ambtenaar in het land. Behalve in de vakantieperiode. Dan geeft niemand thuis. En de boer die zijn gronden ziet verdrogen en graag water in de polders wil, belt tevergeefs. Of hij moet met een betonschaar aan de slag om de inlaatschuiven van het slot te halen en omhoog te trekken. Dat noemen ze waterbeheer. Bij het waterschap maalt het in hun brein en ook in de polders die ze als hun eigendom beschouwen.

Partners